70 jaar ….dankbaar, tevreden en een beetje trots !

70 jaar.. dankbaar, tevreden en een beetje trots…

Het is zover…. de 7 is er in geslopen, ik ben 70 geworden; een leeftijd met een “bejaard” imago, maar… de bewering dat de 70-ers van nu de 50-ers van vroeger zijn, doet hoop gloren. Edoch: 70 jaar lang over de aardkloot struinen, over bergen en door dalen is niet niks; hoe kijk ik daar op terug. Ik zou het in een paar woorden kunnen samenvatten; tevreden, dankbaar en een beetje trots. Maar zo makkelijk wil ik het mezelf niet maken.

Dankbaar zijn we voor de fantastische tijd dat onze 3 zoons thuis opgroeiden; ons eigen gezin; wat hebben we het mooi gehad samen, en wat deed het pijn, te moeten beseffen dat er gaandeweg een “einde” aan ons gezin gekomen was, toen de kids het huis uit waren.

Onze 3 zoons, toen we ze nog onder onze hoede hadden. Vlnr” Sander, Vincent en Kees. Het grootste en mooiste geschenk dat ons ten deel is gevallen, wat was dat formidabel; ons eigen gezin. Tja, Mary en ik denken nog vaak met veel weemoed aan die onvergetelijk mooie tijd met onze 3 jongens terug. In al die jaren, – tot op de dag van vandaag – hebben we het nooit met een van onze zoons aan de stok gehad; er zijn nooit harde woorden gevallen.

Onze zoons vertrokken, dat hoort zo, maar wat we er voor terug kregen was ook niet mis. We genieten nu met volle teugen van de gezinnen van de boys en onze schoondochters; van onze 9 kleinkinderen, het is een onuitsprekelijk genoegen om die groter te zien worden. En…. we zijn er nog steeds allemaal, en we zijn gezond…wat moet een mens nog meer ? Tevreden en dankbaar dus!

De drie gezinnen van onze 3 boys en hun echtgenotes. Het doel van ons bestaan, wat zijn we hier beretrots op. Van boven naar beneden: Sander & Tamara met Kees, Jan en Tim, dan Vincent & Brenda met Sophie, Thijs en Jip dan Kees & Sylvia met Nico, Mary en Elly op een foto die ik maakte in 2016

Maar ook herinner ik me in dit kader dan mijn lange technische studie op de LTS, MTS, HTS, en TU, en soms vraag ik me wel eens af of het ’t waard was, ál die jaren zwoegen in dat studeerkamertje? Ik zeg ja… het was ’t waard, lees maar verder, tevreden. Ik kan terugzien op een schitterende en succesvolle tijd met BZN, de spil van ons bestaan, en “Jantje” Smit, mijn vluchten als instructeur, en als piloot met onze kinderen in onze eigen kist op vakantie, zelfs naar Griekenland en Albanië, Ik denk aan ons derde leven, reizend als pensionado’s de hele wereld over, al 11 jaar lang, en dan het grote plezier dat ik aan mijn fotografie beleef, als dit een mens niet tevreden en dankbaar stemt ?

Kindertijd, prille jeugd en de rol van mijn ouders!

Hoe ouder ik echter word, en vooral nu ik op zo’n “beladen” leeftijd ben aangeland, hoe vaker ik terugdenk aan mijn prille jeugd, en de rol die mijn ouders daarin speelden. Over de levensles die ik van ze mee kreeg; wat ben ik ze daar dankbaar voor. Dáár zou ik ter gelegenheid van mijn 70ste verjaardag toch eens even dieper op in willen gaan.

Uit eigen ervaring en die van onze kids weten we dat het managen van een gezin en de opvoeding van je kinderen beslist geen makkie is. Wat moeten onze ouders en hun generatiegenoten het dan toch moeilijk hebben gehad? Hoe fiksten ze het in godsnaam om met hun zéér beperkte financiële middelen en mogelijkheden en zonder enige hulp van buitenaf zo’n groot gezin met 11 kinderen op zo’n waardige wijze groot te brengen. Om überhaupt met dat gezin te overleven in de moeilijke tijd nét na de 2de wereldoorlog ?

Moeder Maartje is hier nog 18 jaar , en met haar vriendin Lijst Drum op het schoolplein van de St Jozefschool bij de Volendammer Kermis. Vader loopt hier op het Volendamse Zuideinde; het moet na 1947 zijn want hij draagt zijn trouwpak…

Ongeveer 1947. Mijn vader (21) en moeder(23) toen ze met elkaar trouwden; zij zullen ongetwijfeld ook hun dromen over een mooi leven gehad hebben, maar ze stonden aan het begin van een “onmogelijke” missie…

25 maart 1971 onze trouwdag. Mary en ik met onze ouders voor het stadhuis, links de ouders van Mary en rechts mijn ouders

Ons ouderlijke gezin met inmiddels 11 kinderen voor de ouderlijke woning (vanaf 1957) in de Volendamse Dr Weversstraat, toen Mary en ik trouwden in 1971. Mijn moeder, die 11 kinderen baarde binnen 13 jaar, vertrouwde me later toe dat ze in die periode vaak bezoek had gehad van de R.K pastoor, die haar met klem op het hart drukte om toch maar wél “Gods water over Gods akker te laten lopen” m.a.w: geen voorbehoedsmiddelen te gebruiken. Achteraf ben ik heel blij met al m’n broers en zussen, maar ik zou de Katholieke Kerk graag alsnog ter verantwoording willen roepen voor deze misdadige gang van zaken jegens mijn ouders destijds.

Het lijkt tegenwoordig allemaal maar gewoon: “bijstandsuitkeringen, gemeentelijke schuldsanering, huurtoeslag, woningtoewijzing, kwijtschelding van lokale heffingen, Wtos vergoeding les,- en schoolgeld, voedselbank, saneringskrediet en andere subsidies”. Kruip maar in een slachtofferrol of roep dat je je gekwetst voelt, of gediscrimineerd, en overal gaan deuren voor je open.  Een voor een verworvenheden van onze huidige welvaart die nota bene door de generatie van mijn ouders en hun opvolgers in ons land zijn gegenereerd.

Toen onze generatie ouders zelf met de opbouw van hun gezin begon, heerste er extreme woningnood, armoede en honger; en steun of hulp was er niet.  De broodnodige motivatie werd geput uit oer-Hollandse spreekwoorden: “Eenieder brengt zijn eigen pakkie naar de markt” , of door een blik te werpen op de buren, die met 13 kinderen in het zelfde gammele schuitje zaten…….Wat is het leven veranderd; zelfs dit “pakkie” spreekwoord mag tegenwoordig al niet meer….

Onze ouders hebben mij en m’n broers en zussen ondanks die erbarmelijke omstandigheden alle kansen gegeven en ons een onbezorgde en gezellige jeugd bezorgd. De wijze waarop zij hun “pakkie” naar de markt brachten was een belangrijke levensles voor ons; een mentaliteit van niet zeuren maar aanpakken; een huzarenstukje dat zijn weerga niet kent, en waarvoor ik diep buig.

Onderstaand een artikel dat ik een paar jaar geleden schreef over de herinneringen aan mijn prille jeugd en de levensles die we van onze ouders meekregen. Het werd gepubliceerd in het Volendamse senioren blad “Het Bedakkertje”. Uiteraard heb ik het hier en daar geactualiseerd.

Sinds 16 juni 2007, het laatste BZN concert in Ahoy Rotterdam, ben ik gepensioneerd. Samen met mijn vrouw Mary maak ik sindsdien vele soms maandenlange wereldreizen en houd ik me voornamelijk bezig met hobby’s als reizen, vliegen en fotografie, en het belangrijkste van alles: onze kinderen, kleinkinderen en wijzelf zijn allemaal gezond, dus we genieten volop van de tijd die ons nog gegeven is. Kortom, alle dromen komen uit, ons leven is een feest.

“Jij kenne wel”, roepen sommige Volendammers dan wel es gekscherend tegen me, als we weer een paar maanden op reis gaan. “Ik heb het van niemand gekregen hoor, allemaal zelf gedaan “, roep ik dan ook weer een beetje lachend terug, er op doelend dat ik geen erfenis, pakken geld, of bestaand bedrijf van mijn ouders heb mee gekregen.

ZUIDEINDE 111

Maar soms….., als ik met Mary of met de kleinkinderen over de Volendamse dijk naar de ijsboerderij van Honingh fiets voor een ijsje, en bij Zuideinde nr 111 mijn blik als door een magneet naar het bovenraam getrokken wordt, besef ik dat het toch anders ligt; “heb ik niet iets veel belangrijkers van mijn ouders meegekregen ? “  denk ik dan.

Achter die ruiten van dat bovenraam (bloembak) beginnen n.l mijn roots en die van mijn broers en zussen. Daar startten in 1948 onze ouders, Kees Pet en Maartje Puul, hun grote gezin, en daarmee hun zware en lange strijd om daar in zeer moeilijke omstandigheden net na de oorlog wat van te maken.

Daar, op ‘t zoldertje van  Zuideinde 111, werd ik 70 jaar geleden geboren als oudste van 11 kinderen. Mijn ouders woonden daar destijds “in” op de zolder van tante Neel Pet, en Appie van de Kriek.  Mijn neef, Jaap vd Kriek, de tegelzetter, werd in datzelfde  weekend op de benedenverdieping onder mij geboren. Gaartje, Bloemen Jan,  Sijmen, en Gerda gingen neef Jaap reeds voor. Ook mijn zus Jannig zag het levenslicht er later nog. Het was dus druk op nr 111, maar dat kon toen allemaal nog.  Het zelfde pand met bovenraam is er nog steeds; er is weinig veranderd, alleen de bewoners…..

Mijn moeder brengt mij onder een sierlijke doopjurk naar de RK Kerk om gedoopt te worden. Dat dacht ik, maar ze brengt hier mijn nicht Jannetje Mooijer ten doop, de zus van Evert Mooijer Puul.  Rechts de eerste foto die 70 jaar geleden van mij gemaakt werd, ik kon nog niet zitten zo te zien en zal dus zo’n half jaar geweest zijn.

DE KRIKKEMIKKE

We verhuisden naar Dril nr 17, de “Krikkemikke” , zoals mijn vader de 4 kleine bouwvallige huisjes pal achter het vroegere fopwinkeltje op de dijk spottend noemde. De twee aan twee tegenover elkaar staande huisjes op de plek waar later de kassen achter de toenmalige bloemenwinkel van Huising op t Dril gebouwd werden. Naast ons “De Dot” en zijn gezin, en tegenover ons Jaap Tol en Aris van de Knoest (met zoon Jan Tol, de voormalige wethouder) en Klaas en Aal Kwakman (Bup) , in wiens huis later de fam Dobbel woonde. (ouderlijk huis  Nico Dobbel)

De huizen op de de achtergrond op de foto hieronder grenzend aan de steeg zijn onlangs geheel afgebrand; in het meest linkse huis woonde Joop Lautenschutz met Aal Dei en hun gezin. Er is nu een prachtig nieuw pand verrezen met een open pui op de dijk, je kan er heerlijk ijs en stroopwafels kopen..

De “Krikkemikke” noemde mijn vader het – nu niet meer bestaande – hofje met de 4 huisjes tussen Het Dril en de Dijk ter hoogte van de Visafslag in Volendam. Wij woonden vanaf 1950 tot bijna 1957 in het huisje waar de kar voor staat. Ik sliep onder het raam van de bouwvallige dakkapel vol kieren en gaten; in de winters lag er ’s morgens een laag ijs op de deken, mijn bevroren adem. De gemeente had er blauwe bordjes op de buitenmuur gespijkerd met daarop de noodkreet “Onbewoonbaar Verklaarde Woning”

Dat deze huisjes al snel door de gemeente voorzien werden van een bordje “ Onbewoonbaar verklaarde Woning”, deerde ons niet; we  bleven er gewoon wonen. Ondanks het ontbreken van het minste wooncomfort bleek het een vruchtbare omgeving; elk jaar kwam er een kind bij. Ook dat kon toen nog.  De pastoor had nu eenmaal zijn beminde gelovigen sterk op het hart gedrukt om Gods water over God’s akker te laten stromen, waaraan mijn ouders braaf, en hopelijk met plezier gehoor gaven. Moeder Maartje  kreeg 11 kinderen in 13 jaar ! Onvoorstelbaar. Ondanks de bittere armoede en een stuitend gebrek aan woon en slaapruimte, zonder douche of bad met een tochtige buiten plee. We werden één keer per week op vrijdagavond in de emmer met boender gewassen door m’n moeder. Op de aanrecht in de keuken. Ook dat kon toen nog….

Ik sliep in de Krikkemikke onder de ruit vd dakkapel; s ‘winters werd ik vaak wakker door ijskorsten onder m’n neus en sowieso stonden s ‘morgens vaak de bloemen dik in de ruiten. Maar “daar ga je niet dood van hoor, Jan ” zei m’n moeder dan. En wat hadden we het gezellig met elkaar op dat zoldertje. Dat duurde ruim 6 jaar.

Een foto gemaakt tijdens de Volendamse kermis in 1955; ik was toen 7 jaar en we woonden nog in het onbewoonbaar verklaarde huis in de Krikkemikke op het Dril . Op de foto links sta ik links naast m’n vader, daarnaast broer Cor de zussen Jannig en Gaar en broer Jaap in min moeders armen. Foto midden zus Jannig bij de scooter. Foto rechts mijn persoon (7) en m’n broertje Nico;

In 1955, we woonden nog op het Dril, kreeg ik mijn 1ste Heilige Communie; toen ik 7 jaar was. Voor de aardigheid heb ik mijn vaders 1ste H Communie foto toen hij 7 jaar was links geplaatst

In 1956 verhuisden we naar de Dr Weverstraat 24 in een nieuwbouw huurwoning naast het gezin van Bruin en Geert Pen die maar liefst 13 kinderen hadden. Ik hoor ’t m’n vader nog zeggen; “Die Bruin heeft ‘m ook niet met “pissen” versleten”. Tja, want pa had er maar 11.

Dit is op de Edammer weg tijdens de kermis van 1957; we woonden toen net in de Dr Weversstraat; op de achtergrond de winkel van Albert Jonk Vlnr Zus Jannig, Jan, broer Jaap, Moeder, In de wagen Nico Vader, broer Cor, zus Gaar en broer Kees

Moeder was lange tijd ontdaan omdat ze door haar vader ouwe Kees Puul op zijn sterfbed was onterfd. In de periode dat we in de Dr. Weverstraat woonden heeft het leven van onze ouders vele jaren in het teken gestaan van de procedure die moeder had aangespannen om haar deel van de erfenis alsnog te krijgen. Met het geld dat hiermee via een door mr P Stoffels uit Monnickendam afgedwongen schikking beschikbaar kwam, hebben onze ouders het pand aan de Dr Weverstraat van de woningbouwvereniging kunnen  kopen voor 6800 gulden.

Links in de Jozefstraat op de kermis van 1958; vlnr: Broer Cor, Nico, Kees, Vader, broer Jaap, en Gaartje. Rechts bij ons in de buurt vlnr: Broer Jaap, zus Jannig, broer Nico, broer Arie, Nel Sier (van Griet vd Chef) en zus Gaar

WARME FLIPPEN, HAVERMOUTPAP en een ZOOTJE LANGE DUNNEN

Ik liep vanaf de Dr Weverstraat elke dag naar de lagere school van Meester Mol aan de Edammerweg, waar ik nu tegenover woon.  Maar voor we naar school gingen  moest elke dag om half 8 om beurten iemand warme flippen halen bij Sijmen Mooijer op de Ventersgracht en later bij Japie Keijzer tegenover de ENKEV. De andere moest dan het kolenhok in om een kit kolen te scheppen.

Die heerlijke geur van dat warme brood uit die tas zal ik nooit meer vergeten; ik weet nog dat ik liever brood haalde dan kolen schepte, want dan kon ik tijdens het lopen alvast wat brood uit de zijkanten van die lekkere flippen pulken; dat had toch niemand door. Later pas, zag ik dat mijn broers dat ook deden.

Mijn vader had bij  zijn vader en broer Jan in de visstal gewerkt op de markt in de Amsterdamse Ten Cate straat, en later als bakkersknecht bij Konings a/d Edammerweg, en de bakkerij van Sijmen Mooijer op de Rokersgracht. Hier werkte  hij samen met bakkers Jan Pooijer, lange Coen, Kees Kemper en Sijmen Mooijer.

Inmiddels fietste hij voor zijn 48 urige werkweek elke dag naar Edam op en neer, naar de koolborstelfabriek van Morelisse, waar hij met zijn geestdodende werk achter een gevaarlijke machine in een zeer ongezonde ruimte, met veel koolstof,  “S39 stoom” en giftige kwikdampen, een schamel loontje kreeg betaald. Hij zou hier nog 10 tallen jaren, zijn verdere werkzame leven, in dienst blijven.

Mijn zussen Gaar(8 jr) links, Jannig(10 jr) en broer Kees(9jr) in 1959

Moeder had bijna een volledige dagtaak aan de was; er waren nog geen weggooi luiers, en centrifuges, dus stond elk beschikbaar plekje in de badkamer vol ketels met vuile “slorden”, en “pislappen” – zoals ze bij ons genoemd werden – en maand-doeken. Ook moesten die ketels vol wasgoed met de hand door de wringer gehaald worden.

Garnalen pellen, koolborsteltjes solderen , aalroken en visbakken om te overleven

Om de armoede te bestrijden en überhaupt te kunnen overleven met zoveel kinderen, moest – m’n meestal zwangere –  moeder Maartje naast deze enorm zware  huishoudelijke taak,  samen met de kinderen als thuiswerk garnalen pellen. Jan Kok bracht elke dag vaak ‘s nachts al meerdere kisten vol met “garnen”, waar moeder met de kinderen om 6 uur s ‘morgens al aan begon; het duurde vaak de hele dag voor de “pitten” naar de loods konden worden gebracht. Bijna mens onterend. Maar je vond dat niet vreemd want alle buren “hadden garn”

Vader Kees verkocht in de korte schafttijd in de fabriek waar hij werkte spekbokkem, en begon samen met de kinderen meteen uit de fabriek tot s ‘avonds laat aan zijn thuiswerkklus: koolborsteltjes solderen en inpakken. Ook rookte hij ondermaatse aal en bakte hij vis die verkocht werd vanuit de schuur om in leven te blijven. En dat 7 dagen per week.

Later heeft mijn vader er een complete aal rokerij op na gehouden, in een zelf gemaakt vat werden de “lange dunnen” gerookt – de ondermaatse aal die hij via ome Ab op de dijk ritselde- . Omdat een Volendammer hem had verlinkt, was ie hiervoor naar fabrieks-collega Piet Haan in Edam uitgeweken; op de foto uit 1965 vader bij het vat, en broer Cor en Nico rijgen de aal aan het spit.  Met de opbrengst van deze gerookte aal en later de gebakken vis vanuit de schuur en de garnalen pellerij konden we in leven blijven…

Tussen mijn jongste broer Louis, het 11de kind (links) en mij ( de oudste ) zit maar 13 jaar. Op de ze foto zijn we allebei ongeveer 7 jaar oud.

Opdat niemand honger hoefde te lijden, maakte moeder Maartje elke dag een grote pan havermout pap warm, om die vervolgens leeg te gieten in een vijftal met speen uitgeruste papflessen. We lagen dan in groepen van 5 naast elkaar op de grond voor de kachel op onze rug om die naar binnen te laten zakken. Als broodmaaltijd kregen wij- de jongens – een “pil” in de hand mee naar buiten die dan tijdens het partijtje voetbal werd “weggewerkt”. Een “pil” of een “brok” was een compleet nog niet in sneetjes gesneden brood dat ruggelings in de lengte door midden werd gesneden; tussen de twee helften kwam dan het beleg, waarna ze weer op elkaar gedrukt werden. Zo werd een heleboel beleg bespaard. Dat kon toen nog….. want ja, de buurjongens liepen ook met een pil.

Vlees hadden we niet, te duur. Hooguit één keer per week een onsje biefstuk. M’n vader verstond de kunst om dit onsje met een hele speciale techniek en een scherp mes al ratelend in een berg ragdunne vlees-flinters om te toveren. Meer lucht dan vlees. Hij verdeelde dit dan heel theatraal door met zogenaamde grote druk 13 zware porties van zijn bordje af te schuiven. Meestal aten we echter vis, daar kon vader Kees  voor weinig of niks aan komen. En zeker wel twee of drie keer per week stond het gortemetiel met een zootje “lange dunnen” bij ons thuis op tafel. M’n vader ritselde die bij zijn maatjes op de botters in de haven waaronder ome Ab  in ruil voor een paar gebakken bokkingen of door hemzelf geprepareerde zure panharing

WACHTEN OP DE KINDERBIJSLAG   

Echt honger hebben we niet geleden, maar desalniettemin konden we de eindjes maar amper aan elkaar knopen,  en dan nog alleen omdat de kruidenier Jaap Pannekeet, de kolenboer Jan Blok, de fietsenwinkel van Ton Teun, de radio en TV zaak van Cas Sombroek, Speelgoedwinkel Dirkie Buijs, de huishoudelijke artikelen kar van Bart Smit, en de kledingwinkel van Bruin Sul bereid waren om op hun geld te wachten totdat de kinderbijslag werd uitgekeerd. Er was een hoge mate van solidariteit en begrip onder elkaar. Tja dat kon toen allemaal nog…

Als ik met vrienden van vakantie terugkwam belde ik mijn ouders al vanaf het vakantieadres op of ze niet een visje voor de vakantieploeg konden klaarmaken;  bij thuiskomst stond dan de gekookte schelvis al naast het kouwe bier op tafel te pruttelen. Wat werd het dan gezellig altijd. Ik herinner me – in dit verband – nu ook weer het brommer tripje naar Duitsland met neef Jan Kuipers. Op een camping in Altenahr ontmoetten we een stel Brabanders uit Nistelrode die ik al snel had uitgenodigd op een kermisborrel bij ons thuis. Dat vroeg ik niet eerst aan m’n ouders, zo ging dat altijd, ik wist gewoon dat ze dat wel goed vonden. Een week later reden er 4 VW busje met 30 gezellige Brabanders bij ons de straat in. Het werd een knalfeest op Dr Weverstraat 24 ! Ik denk niet dat ik dat van mijn eigen kinderen gepikt zou hebben. Maar bij mijn ouders thuis, waar eigenlijk niets mogelijk was, kon letterlijk alles !!

Kermis in de Dr Weverstraat

Bij ons thuis kon alles, ouderwets kermis vieren op een van de achtererven van vaders zus Aal naast ons in de Dr Weversstraat. Dat was pas echt feest ! Linksvoor vaders broer Jaap, daarnaast vader, en achter mijn vader zit moeder Maartje met links naast haar Tiny Paai en rechts vaders zus Aal. Midden achter mijn zus Jannig met haar man Jan Brit. Verder neven en o.a nicht Antje, en warempel Jan Kras met z’n vrouw. Zo gezellig hebben wij het nooit meer gehad

Met veel meten en passen zagen we er wel altijd heel netjes uit. Moeder herstelde veel kleding, en de kledingstukken “schoven” steeds op; de jongste broer liep uiteindelijk met een trui of broek die al door 5 andere broers gedragen was . No problem. En was het gezellig thuis, want er was geen TV; moeder bakte dikke koeken, en vader draaide s ‘avonds net zolang aan het kleine radiootje op een bordje aan de muur  totdat er muziek van de Shadows uit kwam op radio Luxemburg. Vooral toen we al wat ouder waren kwamen elke zondag na de kerk om 12 uur de flessen op tafel en werd het met alle kinderen erbij steevast beregezellig tot een uur of 2, en zonder voetbalwedstijd ook wel eens 3 uur.  Vaak waren hierbij ook Ome Henk Kuipers en pietje Aal , vaders zuster, en hun kinderen, die op Dr. Weversstraat 10 woonden, vertegenwoordigd.

Op het achtererf timmerde vader Kees een tafeltennis tafel in elkaar, waar we met de hele buurt competities op af werkten. Kortom, we voelden ons helemaal niet arm, want we hadden alles wat de buren ook hadden, en die waren net zo arm als wij. Het was wat dat betreft net zoals het altijd al geweest is; je bent net zo rijk als je buurman arm is, of andersom.

Naarmate we ouder werden begrepen we echter steeds meer van de enorme strijd die onze ouders leverden om het schip drijvende te houden. Ik zag ze een keer op een zaterdagochtend in de achterkamer tegenover elkaar zitten te huilen; ze zagen even geen uitweg meer in hun penibele financiële situatie. Dat begreep ik uit hun lichaamstaal want ik durfde ze het niet te vragen. Dat maakte enorme indruk op mij, ik zie het nog zo voor me, die aangrijpende momenten vergeet je nooit meer…..

HET BLAUWE KETELPAK

Eindelijk leek er licht aan de horizon van ons ouderlijk gezin te gaan schijnen; de oudste zoon – ik dus – kon gaan werken in de fabriek, om nu ook mijn financiële steentje in ons gezin bij te dragen. Het was normaal dat de meiden een werkhuis zochten, meestal in Amsterdam, en dat de jongens naar de fabriek, op de botter, of in de bouw aan het werk gingen. Je loon ging in de huishoud knip van moeder, totdat  je “op je eigen” ging, dan moest er alleen nog kostgeld betaald worden, en kon je gaan sparen voor de uitzet en het eigen huis. (Allemaal waarden waar de overheid nu weer naar terug wil)

Afijn, ik had m’n blauwe “ketelpak” van de NAM (Noord Hollandse Machinefabriek) al thuis toen mr Hoens van de Ambachtsschool in Edam bij ons thuis op visite kwam om mijn ouders te vertellen dat ik toch vooral beter kon doorleren. Dat was niet gebruikelijk in die tijd.

Het moet toch een zware beslissing voor mijn ouders geweest zijn om mij onder die moeilijke omstandigheden verder te laten studeren, immers; de financiële ruimte was er niet, en de andere 10 kinderen zouden die “doorleer” kans ook moeten krijgen. Je kan het je toch nu bijna niet meer voorstellen? Maar ja…dat kon er toen allemaal ook nog wel bij.

Ze kozen op dat cruciale moment onder die beroerde omstandigheden weer niet voor zichzelf. Tijdens mijn MTS studie hebben ze mij altijd enorm gestimuleerd en ontzien, net als mijn broers en zussen mij steunden trouwens. Ondanks m’n studiebeurzen die in de huishoudknip belandden, hebben mijn ouders toen een groot fysiek en financieel offer voor mij gebracht. Maar het loonde wel voor mij; want ik kon na mijn studie aan de MTS door naar de HTS en daarna naar de TH in Delft.  En inmiddels was BZN er om mijn studie etc te bekostigen. M’n ouders hebben consequent ook de andere kinderen voor zover die dat wilden de kans geboden om verder te studeren. En zo ging dat toen in vele van die extreem grote gezinnen in Volendam.

Op het terras van Hotel Spaander toen mijn jongste broer Louis trouwde met zijn Astrid; op de foto ons gehele ouderlijke gezin behalve vader Kees, die in 1984 helaas overleden is. Later zou ook broer Jaap geheel linksonder op de foto op 42 jarige leeftijd in 1996 aan slokdarmkanker overlijden…

Eind 1976 besloot ik na het plotselinge nr 1 succes van de BZN hit “Mon Amour” definitief voor mijn BZN muziek carrière te kiezen, en niet voor de techniek. Dat was natuurlijk wel een overweging, ik had immers zo lang gestudeerd…

Over mijn muziek carrière bij BZN kan ik een boek schrijven, maar ik laat het hier bij de een paar feiten. We scoorden tot 2007 maar liefst 56 top40 hits, kregen 88 gouden en platina platen/CD’s en verkochten in totaal 14,5 miljoen geluidsdragers. Deze Award kregen we in 2005 dus 2 jaar voor het einde !

BZN scoorde niet alleen een record aantal platen en CD’s maar ook een kast vol Awards en Onderscheidingen overal vandaan, waarvan deze twee wel heel bijzonder zijn: Ereburger van onze gemeente, en Ridder in de Orde van Oranje Nassau

Maar ook dit waren gedenkwaardige onderscheidingen; de Oevre Edison, en onze gezichten op een echte TNT postzegel. Er waren in die tijd mensen die ons een brief of kaartje stuurden met onze eigen postzegelkop er op ! Toch wel heel bijzonder natuurlijk…

N.a.v de bovenstaande Award verscheen deze voor ons mooie kop in de Telegraaf van 18 feb 2004 En dan te bedenken dat we als een stel vrienden met niets op een zoldertje waren begonnen, dat m’n vader mijn 1ste basgitaar zelf maakte voor mij !

Jan Keizer, Jack Veerman en ik scoorden als JJJ productions van 1997 tot 2002 enorme hits met Jantje Smit in Nederland en in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. In 2001 ontvingen we zelfs de felbegeerde Exportprijs van Conamus, voor de meest in het buitenland verkopende act. We maakten 5 Nederlandstalige en ook 5 Duitstalige CD’s met Jan Smit van 1997 tot 2002

Twee van de gouden CD’s die we voor de Jan Smit CD’s ontvingen uit Duitsland…

De definitieve keuze voor de muziek en dus niet voor de techniek in 1976 heeft uiteindelijk niet slecht uitgepakt. Maar daar was in eerste instantie niet iedereen blij mee…..

M’n moeder – met m’n vader de grootste BZN fans – vroeg me toen letterlijk : “ Jan vind je het nou geen zonde, om niets met je diploma’s te doen ? Daar hebben wij nou zo lang krom voor gelegen, en daar heb jij nou al die jaren voor op je kamertje gezeten.”

Ja, dat m’n moeder dat zo zei deed me pijn, maar gelukkig kon ik haar uitleggen hoe ik daar heel anders over dacht; dat zo’n studie niet alleen maar uit formules leren etc bestaat. Maar dat je leert analytisch te denken, buitenlandse talen leert, je zelf beter leert uit te drukken, je algemene ontwikkeling op waardeert, etc etc….. om maar eens even wat voordelen op te noemen.

En……., zo besloot ik tegen m’n moeder: “die geestelijke bagage draag je altijd en elke dag met je mee. Je hebt daar altijd wel op een of andere manier profijt van. Mijn moeder was tevreden met die uitleg.

Nu, vele jaren later, durf ik te beweren, zonder aanmatigend te willen zijn, dat ik tijdens mijn BZN carrière en in de vliegerij waarin allerlei culturele , zakelijke,  sociale en technische aspecten een rol hebben gespeeld, inderdaad elke dag profijt heb gehad van mijn technische opleiding. Toen ik mijn kleinzoons Jan en Kees -VWO 4 – maar ook kleindochter Sophie – HAVO 3 aanbood om ze bijles wiskunde, natuur,- en scheikunde te geven, geloofden ze me niet; jij was toch muzikant bap? Ik heb ze nu soms meerdere dagen per week bij ons aan tafel, waar de wiskunde en nask formules je compleet om de oren vliegen. Dat had m’n moeder toch eens moeten zien

En dat heb ik dus allemaal te danken aan mijn ouders, die in een voor hen moeilijke periode in hun leven onder volstrekt onmogelijke omstandigheden bereid waren zichzelf weg te cijferen en voor hun kinderen te kiezen. Dat kon toen allemaal ….

Als ik het hier over “ mijn ouders” heb, denk ik uiteraard aan die gehele generatie 20-ers van net na de oorlog; die nu als oudste bewoners onze bejaarden,- en verzorgingstehuizen bevolken; die toen ze hun gezinnen startten, moesten puinruimen en opnieuw beginnen, de weg banend voor hun kinderen.

Vader, moeder en de vliegerij

Dit zijn twee hele belangrijke foto’s voor mij. Rechts met m’n vader, toen we met ’n tweeën naar mijn favoriete plek Schiphol waren gefietst om vliegtuigen te bekijken. Helaas heeft mijn vader nooit meegemaakt dat ik zelf vloog, helaas…..hij is in 1984 op 57 jarige leeftijd overleden, en ik ben 3 jaar later gaan vliegen, maar gelukkig heeft mijn moeder dat wel, ze is zelfs een keer met mij meegevlogen in de PH-BNK die ik later verkocht heb. Het is de enige keer dat ze in haar leven gevlogen heeft, en toen we geland waren zei ze : “Jan, ik heb het voor jou gedaan, maar ik vlieg nu nooit meer” Het kaartje aan de foto van mijn moeder is haar entreebewijs voor het laatste BZN concert 16 Juni 2007 in Ahoy; dat ze altijd bewaard heeft, en dat we na haar dood in 2013 in haar tas vonden…nu hangt het op mijn kantoor.

NIET ZEUREN MAAR AANPAKKEN

Ik raak er steeds meer van overtuigd dat het motto van de generatie van onze vader en moeder: “niet zeuren maar aanpakken”,  en de tomeloze overlevingsdrang een inspiratiebron voor het latere doen en laten van mijn generatie  is geweest. Maar ook, dat de grijze poel van armoede en primitiviteit waarin wij opgroeiden, en de drang om daaraan te ontsnappen, een vruchtbare voedingsbodem  was voor de significante competitiviteit en daarvan afgeleide  prestatiedrang van mijn generatie Volendammers.

Er zijn vele boeken geschreven over internationale sport,- en zangfenomenen zoals Pele, Pavarotti, The Beatles etc. die opgroeiden in sloppenwijken en door hetzelfde mechanisme als de Volendammers hierboven beschreven, prestatiegericht gemotiveerd raakten, en net als veel Volendammers op hun gebied konden uitblinken.

Goed beschouwd was het achteraf misschien wel een geluk voor mij en mijn generatiegenoten om onze jeugd te beleven in materiële poverheid, waarbij onze ouders ons leerden om onder bijna uitzichtloze omstandigheden van niets nog iets te maken. Wat een geweldige levensles was dat. Met die “geestelijke bagage” gingen wij ons levenspad op. Met dat waardevolle gereedschap, dat wij van vader en moeder meekregen, konden wij de wereld aan, en zijn we geworden die we zijn. Het is te hopen dat de jongeren van nu, die zeker in materieel opzicht in betrekkelijke weelde opgroeien, ook niet zullen zeuren maar aanpakken, als het echte leven begint, en er tegenslagen op hun pad komen.

Ik heb nu samen met m’n vrouw een gezin met 3 kinderen “afgeleverd”, dus weet ik hoe veel werk dat is, en wat het allemaal kost. Ik probeer me wel eens voor te stellen wat voor bijna onmogelijke wereldprestatie mijn vader en moeder in dat opzicht hebben geleverd.

Met die extreem grote gezinnen zoals in Volendam, en dat net na de oorlog. Daarvoor wil ik mijn ouders en al hun generatie genoten, de oude en stokoude bejaarden van nu, eren en oprecht bedanken.

Voorjaar 1981 op het strand bij Petten vlnr Kees, Sander en Vincent

Voorjaar 1981 op het strand van Petten. Mary en ik waken als politieagenten over de kids en met name Kees, die nog wel een weg wil rennen naar het water

Onze zoons Sander Vincent en Kees in okt 1981

Najaar 1981, onze boys bij ons in de tuin vlnr Vincent Keers en Sander

Deze foto maakten we ter gelegenheid van de trouwerij van onze jongste zoon Kees met Sylvia. Vlnr: Jan, Kees, Sander, Mary, Vincent. Die trouwerij betekende feitelijk het einde van ons gezin, maar… onze jongens hebben samen met hun vrouwen allemaal een prachtig bestaan opgebouwd, waar Mary en ik echt dankbaar voor zijn en beretrots!

Onze 3 zoons en hun echtgenotes kregen ieder 3 kinderen, samen dus 9 kleinkinderen die ons, – en alle opa’s en oma’s zullen dat beamen – , een onuitsprekelijk genoegen geven; ze hebben ons leven enorm verrijkt. Dankbaar ! Vlnr: Kees, Jan en Tim – Sophie Thijs en Jip – Nico, Mary en Elly

Met onze zoons en schoondochters op onze laatste gezamenlijke wintersport in Flachau. Dat zijn de kersen op de taart.

Met onze zoons en de gehele familie op vakantie in Hurghada in Egypte. Even weer dat oude vertrouwde gevoel…vlnr: Kees Mary, Jan, Vincet en Sander